Grensarbeiders, COVID-19 en telewerk

Welke fiscale en sociale gevolgen brengt telewerk bij grensoverschrijdende tewerkstelling?

Auteurs: Françoise Verreux, Supervisor, Isabelle Schunck, Senior Manager BDO Tax

Al een jaar lang heeft COVID-19 ons in haar greep. Overal ter wereld werden ongekende maatregelen genomen om de verspreiding van het virus tegen te gaan zoals een verbod op ‘niet-essentiële’ reizen en quarantaineregels bij terugkeer uit het buitenland. Ook telewerk hoort daarbij. Zij die gewoonlijk (gedeeltelijk) in het buitenland werken moesten nu plots van thuis uit te werken, met mogelijks grote gevolgen voor de fiscale en sociale verwerking van lonen. We nemen de maatregelen die België en zijn buurlanden hierrond troffen onder de loep. 

Invloed van telewerk op het socialezekerheidsstelsel

Om te begrijpen hoe telewerk de sociale verwerking – en in het bijzonder de onderwerping aan het socialezekerheidsstelsel – van de lonen kan beïnvloeden, lichten we kort de regels toe die op dit vlak van toepassing zijn.

Wanneer een werknemer zijn beroepsactiviteit uitoefent op het grondgebied van één of meer lidstaten van de Europese Economische Ruimte en/of in Zwitserland, wordt de toepasselijke socialezekerheidswetgeving bepaald op basis van de Europese Verordening nr. 883/2004 over de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels.

Een werknemer is enkel onderworpen aan de sociale wetgeving van één enkele lidstaat, ongeacht zijn woonstaat, tenzij hij ten minste 25% van zijn arbeidstijd in die laatste spendeert.”

Volgens deze verordening is een werknemer dus enkel onderworpen aan de sociale wetgeving van één enkele lidstaat. Indien de werknemer zijn activiteit in één enkele lidstaat uitoefent, moet hij in principe het socialezekerheidsstelsel van die staat volgen, ongeacht zijn woonstaat. Indien de werknemer daarentegen gelijktijdig tewerkgesteld is in meerdere lidstaten, zal hij onderworpen zijn aan de socialezekerheidswetgeving van zijn woonstaat als hij ten minste 25% van zijn arbeidstijd in deze staat spendeert. Indien dat minder is, dan volgt de werknemer de sociale wetgeving van de lidstaat waar zijn werkgever is gevestigd.

Zo zien we dus dat meer telewerk de arbeidstijd van de werknemer in zijn woonstaat aanzienlijk kan verhogen, wat kan leiden tot een omschakeling op het socialezekerheidsstelsel van de woonstaat. Uiteraard gebeurt dat niet zonder praktische gevolgen voor zowel de werknemer als de werkgever, die de loonkosten fors kan zien stijgen.

Bijgevolg heeft de Europese Commissie vanaf het begin van de crisis richtlijnen uitgevaardigd om de uitoefening van het vrije verkeer van werknemers tijdens de COVID-19-pandemie te regelen. Daarbij stimuleerde de Commissie de lidstaten van meet af aan om de nodige maatregelen te nemen en de continuïteit van de toepasselijke socialezekerheidswetgeving te waarborgen. Zo volgden België, Luxemburg, Frankrijk, Nederland, Duitsland en andere Europese landen die aanbevelingen netjes op.

België besliste “dat de periodes van telewerk gepresteerd op het Belgisch grondgebied door grensarbeiders vanwege het coronavirus uitzonderlijk niet in aanmerking zullen worden genomen voor het bepalen van de toepasselijke wetgeving inzake sociale zekerheid en dat zij dus geen invloed zullen hebben op hun aansluiting bij de sociale zekerheid. Deze periode wordt vanaf 13 maart 2020 geneutraliseerd, zowel voor loontrekkenden als voor zelfstandigen. De einddatum van deze maatregel is {momenteel} voorzien op 30 juni 2021 maar zou herzien kunnen worden naargelang de ‘coronamaatregelen’.”

Daarnaast sloot België bilaterale verdragen met soortgelijke bepalingen af met onze buurlanden zoals Nederland en Luxemburg. Ook deze akkoorden gelden in principe tot 30.06.2021.

Fiscale gevolgen van COVID-19

Ook op fiscaal vlak kunnen telewerk en de reisbeperkingen enorme gevolgen hebben. De meeste bilaterale verdragen die tussen de staten worden gesloten (hierna ‘de verdragen’ genoemd) zijn immers gebaseerd op het door de OESO opgestelde modelverdrag dat dubbele belasting wil vermijden en bepalen dat de werknemerslonen belastbaar zijn in de staat waar de activiteit fysiek wordt uitgeoefend. Enkel bij bepaalde strikte voorwaarden – wanneer de werknemer niet langer dan 183 dagen verblijft in de staat waar de activiteit wordt uitgeoefend tijdens een referentieperiode en wanneer de loonkosten nog steeds worden gedragen in de woonstaat van de werknemer –  behoudt de woonstaat het recht om de bezoldigingen te belasten die worden betaald wegens een activiteit die wordt uitgeoefend in een andere staat.

Door de coronacrisis en de toename van telewerk konden veel grensarbeiders hun activiteit niet uitoefenen in de oorspronkelijke staat van tewerkstelling en hebben ze hun beroepsactiviteit dus meer uitgeoefend in hun woonstaat. Vanaf april 2020 heeft de OESO dan ook een aantal specifieke aanbevelingen uitgevaardigd voor grensoverschrijdende beroepen. Zij riep de staten van meet af aan op samen te werken om de onvoorziene gevolgen van een heffingsbevoegdheidswijziging te vermijden. Aansluitend op de aanbevelingen van de OESO heeft België afwijkende bilaterale akkoorden afgesloten met zijn buurlanden (Duitsland, Frankrijk, Luxemburg en Nederland).

In afwijkende bilaterale akkoorden beslisten België en zijn buurlanden dat de thuiswerkdagen in de woonstaat sinds het begin van de coronacrisis moeten worden verloond als prestaties in de oorspronkelijke werkstaat.”

Volgens deze akkoorden worden de bezoldigingen voor gepresteerde thuiswerkdagen in de woonstaat sinds 11 maart 2020 (sinds 14 maart 2020 voor het akkoord met Frankrijk) beschouwd als prestaties in de oorspronkelijke werkstaat. Deze akkoorden waren aanvankelijk gesloten voor een vrij korte duur, maar gezien de aanhoudende crisis werden ze echter achtereenvolgens verlengd en zijn ze nu nog steeds van kracht tot 31 maart 2021 (voorlopige vervaldatum). Met de huidige onzekere gezondheidssituatie liet België wel alvast weten dat ze akkoorden overweegt te verlengen tot 30 juni 2021. België heeft daartoe reeds principeakkoorden gesloten met Luxemburg en Nederland en zal naar verwachting binnenkort gesprekken opstarten met Frankrijk en Duitsland.

Belangrijk hierbij is dat deze akkoorden niet van toepassing zijn op:

  • tijdelijk gedetacheerde werknemers;

  • werknemers met een buitenlands kaderstatuut (zie infra);

  • zelfstandigen of bestuurders (in tegenstelling tot de afwijkende regels rond sociale zekerheid in België).

  • thuiswerkdagen die oorspronkelijk voorzien waren in de arbeidsovereenkomst (d.w.z. die geen verband houden met de COVID-19-crisis). Deze dagen blijven belastbaar in de woonstaat.

Om als belastingplichtige en fiscaal inwoner van België te genieten van deze COVID-19-akkoorden, moeten de volgende documenten kunnen worden voorleggen, zoals beslist door de Belgische belastingadministratie:

  • een attest van de werkgever met vermelding van het aantal telewerkdagen die enkel en alleen gelinkt zijn aan de COVID-19-maatregelen;

  • het bewijs van de daadwerkelijke belasting van de bezoldigingen voor telewerkdagen in de staat waar de activiteit zou zijn uitgeoefend zonder de COVID-19-maatregelen.

Het attest van de werkgever moet de volgende gegevens bevatten:

  • alle gegevens die noodzakelijk zijn voor de volledige identificatie van de werknemer (naam, voornaam, adres, geboortedatum);

  • de aard van de functie uitgeoefend door de werknemer;

  • het overzicht van de telewerkdagen die enkel en alleen gelinkt zijn aan de maatregelen tegen COVID-19;

  • indien van toepassing: een overzicht van het aantal telewerkdagen dat voorzien is in de arbeidsovereenkomst;

  • een overzicht van eventuele ziektedagen, verlof- en/of inhaaldagen;

  • de verklaring op erewoord dat het attest waar en oprecht is;

  • datum en handtekening van de werkgever en werknemer.

BDO stelde een model standaardattest op dat we kunnen bezorgen aan de betrokken werkgevers.

Voor belastingplichtigen die buiten België wonen moet per geval bekeken worden of het buurland een gelijkaardig attest vereist. Uit onze ervaring blijkt onder andere dat dat bijvoorbeeld in Nederland niet het geval is.

We kunnen concluderen dat België, maar ook zijn buurlanden, onder druk van de Europese Commissie en de OESO, maatregelen hebben getroffen om te vermijden dat de fiscale en sociale verwerking van lonen volgens het kader van grensarbeid pre-corona substantieel zou wijzigen door telewerk in een COVID-19-context. De huidige situatie is dus vrij geruststellend, althans wat de grensarbeiders in loondienst betreft.

De situatie van de zelfstandigen, van de werknemers die in België het bijzonder statuut van buitenlands kaderlid genieten of van de niet-grensarbeiders – d.w.z. zij die hun activiteit uitoefenen in niet-Europese (buur)landen – blijft echter verontrustender (zie infra). Bovendien raden we de werkgevers, gezien de nakende vervaldatum van de afwijkende akkoorden en maatregelen, aan om ook voor grensarbeid extra voorzichtig te zijn.

Wat na corona?

Met de start van de vaccinatiecampagnes sprankelt er bij velen hoop dat de coronacrisis binnenkort achter de rug is. De omvang van deze gezondheidscrisis zal echter nog lang zijn sporen nalaten en ook in het bedrijfsleven zullen de behoeften/prioriteiten ongetwijfeld veranderd zijn.

Telewerk zal, meer nog dan vroeger, de norm worden en uitgroeien tot het ‘nieuwe normaal’, zelfs op het vlak van grensarbeid. Zo blijkt uit diverse bevragingen bij bedrijven en werknemers over de hele wereld, ook binnen BDO, dat veel werknemers telewerk positief bevinden, zelfs in situaties die een zekere internationale mobiliteit vereisen. Telewerk zal wellicht een belangrijke plaats innemen in het nieuwe post-COVID-tijdperk. Uiteraard gaat dat gepaard met een resem gevolgen op fiscaal en sociaal vlak zodra de coronamaatregelen daaromtrent opgeheven worden.

Ook na COVID-19 zal telewerk een cruciale rol spelen. Concreet betekent dat dat de grensoverschrijdende telewerker dus in twee landen belast zal worden.”

Concreet zal de grensoverschrijdende telewerker dus in twee landen belast worden. De gewerkte dagen in de staat waar de werkgever zich bevindt, zullen in dat land belastbaar blijven, terwijl de gewerkte dagen in de woonstaat of in derde landen (bv. zakenreizen) belastbaar zullen worden in die woonstaat. Indien de werknemer daarbij zijn beroepsactiviteit voor 25% of meer van zijn tijd uitoefent in zijn woonstaat bestaat bovendien het risico dat de werknemer – maar ook zijn werkgever – van socialezekerheidsstelsel moet veranderen. De werkgever moet thuiswerk dus goed organiseren, waarbij hij rekening houdt met deze niet-exhaustieve lijst van punten:

  • Financiële impact: de werknemers moeten geïnformeerd worden over de fiscale en sociale gevolgen met betrekking tot de nieuwe modaliteiten voor de uitoefening van de arbeid (bv. evaluatie van de financiële impact op het nettoloon van de werknemer);

  • Belasting: de werkgever moet in elk land zijn verplichtingen rond bronbelasting nakomen en de fiscale verplichtingen van de werknemer in kaart brengen;

  • Arbeidsovereenkomst: de werkgever moet de dwingende bepalingen van het arbeidsrecht analyseren die van toepassing zijn op de thuiswerkdagen door bv. een addendum bij de arbeidsovereenkomst of een thuiswerkbeleid op te stellen;

  • Vergoedingen (terugbetaling van forfaitaire kosten): indien nodig moet de werkgever de vergoeding voor reizen naar het buitenland aanpassen of een kostenvergoeding voor telewerk invoeren;

  • Sociale zekerheid: eventueel moet de werkgever een A1-formulier aanvragen voor de activiteit die gelijktijdig wordt uitgeoefend op het grondgebied van meerdere lidstaten. Hij moet zich eventueel ook registreren als buitenlandse onderneming bij de instanties bevoegd voor sociale zekerheid;

  • Payroll: de werkgever moet een eventuele ‘dual payroll’ opzetten en de loonverwerking in het buitenland aanpassen;

Wens je meer informatie te ontvangen over deze nieuwe structuur van grensoverschrijdend werk?

Aarzel dan niet om onze Tax-experten te contacteren via tax@bdo.be.