Nieuwe taks op effectenrekeningen
Sinds 26 februari 2021 is de nieuwe jaarlijkse taks op effectenrekeningen (JTER) van toepassing. De nieuwe belasting is afgeleid van de vorige belasting op effecten van 2018 die niet zo lang geleden door het Grondwettelijk Hof werd vernietigd. Wat verandert er nu precies?
Auteurs: Coralie Chantraine, Junior Consultant, Bruno Orban, Senior Manager BDO Tax
Abonnementstaks of vermogensbelasting?
De JTER wordt voorgesteld als een jaarlijkse abonnementstaks voor het aanhouden van een effectenrekening bij een financiële tussenpersoon, ongeacht de houder ervan (natuurlijke persoon of rechtspersoon, met uitzondering van financiële instellingen en beleggingsondernemingen). Het gaat dus niet, zoals oorspronkelijk aangekondigd door de regering, om een vermogensbelasting op de grootste roerende vermogens. De taks heeft een zuiver budgettaire doelstelling en moet vooral bijdragen tot de financiering van de socialezekerheidsstelsels die tijdens de gezondheidscrisis onder zware druk staan.
De JTER lijkt sterk op de vernietigde taks op effectenrekeningen. Maar er zijn ook opmerkelijke verschillen.
Welke effectenrekeningen worden geviseerd?
De vorige taks had betrekking op natuurlijke personen met een effectenrekening. De JTER houdt enkel rekening met het bestaan van de effectenrekening zelf. De hoedanigheid van de houder, het aantal houders of hun rechten op de effectenrekening (volle eigendom, vruchtgebruik, naakte eigendom) is niet van tel.
Op die manier is de JTER van toepassing op zowel natuurlijke personen als op rechtspersonen (vennootschappen, vzw’s, universiteiten, ziekenhuizen, overheden, intercommunales). Er geldt echter een vrijstelling ten gunste van kredietinstellingen, beleggingsondernemingen, beursvennootschappen, instellingen voor collectieve belegging, verzekeringsmaatschappijen en pensioeninstellingen. Op voorwaarde evenwel dat de effectenrekeningen voor eigen rekening worden aangehouden. Dat wil zeggen “zonder dat een derde […] over een rechtstreeks of onrechtstreeks vorderingsrecht beschikt dat verbonden is aan de waarde van de aangehouden effectenrekening”.
“Je betaalt geen JTER als de gemiddelde waarde van de effectenrekening lager is dan 1.000.000 EUR.”
In het kader van de fiscale transparantie zijn de effectenrekeningen aangehouden door de vermogensstructuren die beoogd worden door de zgn. kaaimantaks (denk aan een trust, buitenlandse stichting, BVI-vennootschap) ook onderworpen aan de JTER. Ze worden met andere woorden beschouwd als effectenrekeningen van de Belgische oprichters, vennoten of begunstigden van die entiteiten. Bovendien is de taks ook van toepassing op effectenrekeningen aangehouden door verzekeringsmaatschappijen die in België verzekeringsbeleggingsproducten verkopen, zoals levensverzekeringscontracten van tak 23.
Kortom, je kunt niet aan de JTER ontsnappen door je effectenportefeuille over te dragen naar een buitenlandse vermogensstructuur die onder de kaaimantaks valt, of naar een levensverzekeringscontract tak 23.
Drempel van 500.000 EUR of 1.000.000 EUR?
De vorige taks had betrekking op effectenrekeningen met een geconsolideerde gemiddelde waarde van 500.000 EUR, berekend per houder. Anders gezegd, de waarde van alle effectenrekeningen van eenzelfde belastingplichtige moest worden opgeteld om de drempel van 500.000 euro te berekenen. De JTER beoogt elke effectenrekening afzonderlijk waarvan de gemiddelde waarde hoger is dan 1.000.000 EUR. Overschrijdt de gemiddelde waarde van de financiële instrumenten op een effectenrekening de drempel van 1.000.000 EUR niet, dan moet je ook geen JTER betalen.
Alle financiële instrumenten die op een effectenrekening worden gedeponeerd, zullen belastbaar zijn (aandelen, obligaties, beleggingsfondsen, ‘exchange-traded funds’ of ETF’s en afgeleide producten, zoals turbo’s, opties, ‘speeders’ en ‘trackers’). Effecten op naam en permanente geldsaldo (cash) los van de effectenrekening zijn vrijgesteld.
Hoe wordt de taks berekend?
De JTER wordt geheven tegen het tarief van 0,15% op de gemiddelde waarde van de effectenrekening berekend over een periode van twaalf maanden (van 1 oktober tot 30 september van het volgende jaar), voor zover die gemiddelde waarde meer bedraagt dan 1.000.000 EUR.
De drempel van 1.000.000 EUR wordt voor elke effectenrekening afzonderlijk bepaald, zonder dat het noodzakelijk is alle effectenrekeningen die toebehoren aan dezelfde titularis te consolideren, noch de waarde van een effectenrekening te verdelen over meerdere medehouders. Zo’n berekening zou immers een ongerechtvaardigde discriminatie tussen belastingplichtigen kunnen veroorzaken, zoals het voorbeeld hieronder aantoont.
Voorbeeld
Stel dat de heer A en mevrouw B, houder van een gezamenlijke effectenrekening met een gemiddelde waarde van 1.500.000 EUR, de JTER moeten betalen. De heer C die over drie afzonderlijke effectenrekeningen beschikt met een gemiddelde waarde van 500.000 EUR per effectenrekening, moet geen JTER betalen. Dat is geen gelijke behandeling.
Ontsnappen aan de nieuwe taks?
Specifieke transacties of verrichtingen met als doel te ontsnappen aan de JTER of om de belastbare basis te verminderen, kunnen door de belastingadministratie worden betwist door middel van aanvullende ‘antimisbruikbepalingen’.
Enerzijds voorziet de wet een antimisbruikbepaling om de splitsing van een effectenrekening in meerdere effectenrekeningen (om zo onder de drempel van 1.000.000 EUR te blijven) of de omzetting van gedematerialiseerde financiële instrumenten in effecten op naam, niet tegenstelbaar te maken aan de belastingadministratie. Die bepaling wordt retroactief toegepast tot op 30 oktober 2020. Dat is de datum waarop de taks voor het eerst in de media werd vermeld (overeenkomstig een bericht gepubliceerd op 4 november 2020 in het Belgisch Staatsblad). Op die manier wil de overheid vermijden dat belastingplichtigen aan de taks proberen te ontsnappen voor ze effectief in werking treedt.
Anderzijds staat in de wet een algemene ‘antimisbruikbepaling’ om te vermijden dat belastingplichtigen proberen om de belastbare basis van een effectenrekening te verminderen. Bijvoorbeeld door alternatieve beleggingstechnieken of -middelen te gebruiken. Denk daarbij aan de onderschrijving van nieuwe effecten via een andere rekening, de belegging in verzekeringsproducten, of de overdracht van de effectenrekening naar het buitenland.
“Als de financiële instelling (België of buitenland) de JTER betaalt, dan wordt de houder van de effectenrekening vrijgesteld.”
Belgische en buitenlandse effectenrekeningen?
De nieuwe JTER heeft uiteraard betrekking op effectenrekeningen geopend bij Belgische of buitenlandse financiële instellingen. Wanneer de effectenrekening geopend wordt in België, zal de Belgische financiële instelling belast worden met de heffing, de aangifte en de betaling van de JTER.
Voor buitenlandse effectenrekeningen rusten deze verplichtingen op de Belgische houder, tenzij hij of zij kan aantonen dat de JTER werd betaald en aangegeven door de buitenlandse financiële instelling. De betaling van de JTER door een Belgische of buitenlandse financiële instelling is dus bevrijdend voor de houder van de effectenrekening.
Taks van toepassing vanaf 2021
De eerste referentieperiode voor de toepassing van de JTER loopt van 26 februari 2021 tot en met 30 september 2021. Voor de komende jaren zal de JTER worden berekend op basis van de gemiddelde waarde van de effectenrekening tussen 1 oktober en 30 september van het volgende jaar.
De inhouding van de JTER op effectenrekeningen aangehouden in België zal gebeuren door de financiële instellingen in de loop van het 4e kwartaal van 2021. Voor effectenrekeningen aangehouden in het buitenland waarvoor buitenlandse instellingen niet de rol van betaalagent spelen, zullen de houders uiterlijk op 30 juni 2022 zelf aangifte moeten doen via het elektronische platform ‘MyMinFin’ en de belasting moeten storten vóór 31 augustus 2022.