Kwijtschelding handelshuur

Na fiscale nu ook boekhoudkundige duidelijkheid

Dirk Vandendaele, Partner BDO Accountancy

Door de COVID-19-pandemie moesten tal van bedrijven volledig of deels de deuren sluiten. Al vlug volgden de liquiditeitsproblemen en moeilijkheden om de handelshuur te betalen. De tijdelijke kwijtschelding van de huur bracht wat soelaas. In een recent advies verduidelijkt de Commissie voor Boekhoudkundige Normen (CBN) hoe je de kwijtschelding boekhoudkundig kunt verwerken.

Een kwijtschelding van de huur n.a.v. de coronacrisis blijft zonder fiscale gevolgen.

Kwijtschelding is geen voordeel…

Kwijtschelden van de huur zou je kunnen omschrijven als het verzaken van de verhuurder aan wat de huurder hem is verschuldigd. Vraag is of die je verzaking kunt beschouwen als een toegekend voordeel aan de huurder, zoals beschreven in een eerder advies van het CBN (advies 2012/2 – Bull. CBN, nr. 61, mei 2012, 32-34). In dat advies, dat specifiek handelt over toegekende voordelen bij het afsluiten van een huurovereenkomst, stelt de Commissie dat de totale kost van de aan de huurder toegekende voordelen lineair in resultaat moeten worden opgenomen als een vermindering van de huuropbrengsten. Idem dito moet de huurder de verkregen opbrengsten gelijkmatig in resultaat nemen over de huurperiode.

Stel, bij het afsluiten van de huurovereenkomst over drie jaar biedt de verhuurder aan een kledingwinkel (huurder) gratuïteiten aan als compensatie voor de gemaakte kosten gedurende de verhuis. Dat voordeel houdt in dat de kledingzaak de maandelijkse huur van neem 6.000 EUR voor de eerste drie maanden niet moet betalen. Gezien de gratuïteiten (in casu 18.000 EUR) over de looptijd van de huurovereenkomst (36 maanden) in resultaat moeten worden genomen, zal de verhuurder elke maand (ook de eerste drie maanden) een huuropbrengst boeken van 5.500 EUR (18.000 : 36 = 500 EUR minderkost). De kledingwinkel daarentegen zal elke maand 5.500 euro huurkosten boeken.

Als we die redenering doortrekken dan zouden de vele winkels die de afgelopen maanden niet in staat waren hun huur te betalen en een kwijtschelding kregen alsnog een kost moeten boeken (of de verhuurders een opbrengst). De Commissie benadrukt nu dat de toegekende huurvoordelen, waarvan sprake in voornoemd CBN-advies, veeleer zijn ingegeven vanuit een commercieel oogpunt om een huurovereenkomst te kunnen afsluiten of hernieuwen.

…bij gebrek aan commercieel motief…

In het kader van de COVID-19-pandemie daarentegen gaat het zo goed als altijd om een bestaande huurovereenkomst waarbij de kwijtschelding van de huur veelal is ingegeven vanuit een liquiditeitsprobleem, eerder dan een commerciële tegemoetkoming. Vaak is de reden dat het met de huurder financieel zo slecht ging, dat hij sowieso moeilijkheden ging krijgen om de huur te betalen.

In coronatijden ging de situatie ook gepaard met het feit dat de huurder het gehuurde onroerend of roerend goed voor significante tijd niet kon gebruiken. Wat bijvoorbeeld het geval was bij de verplichte sluiting van de winkels. Bovendien verschenen enkele vonnissen waarbij de vrederechter besliste dat de eigenaar van een zaak geen huur moest betalen voor een pand dat niet kon worden uitgebaat vanwege de lockdown.

De insteek van de kwijtschelding is dus duidelijk verschillend en is eerder financieel gemotiveerd dan commercieel. Vandaar dat de Commissie van mening is dat in die gevallen de kwijtgescholden huur niet moet worden gespreid in de tijd, noch als kost, noch als opbrengst. De kwijtschelding is immers een overmachtssituatie als gevolg van de pandemie.

“Huurder en verhuurder moeten enkel de effectieve huurkost of huuropbrengst boeken.”

…dus geen spreiding nodig…

Bij de boekhoudkundige verwerking van de kwijtgescholden huur zal je enkel rekening moeten houden met de effectief betaalde huur. Op die manier moet je als verhuurder dus geen opbrengsten boeken die in werkelijkheid niet bestaan.

Stel dat onze kledingwinkel over 2020 drie maanden verplicht was om te sluiten. Om de financieel penibele situatie door het gebrek aan inkomsten te verhelpen, verkrijgt hij van de verhuurder een kwijtschelding van de huur over die drie maanden. In dat geval moeten beide partijen enkel de verminderde huur boeken, i.e. huurder en verhuurder boeken respectievelijk negen maanden huurkost of huuropbrengst over 2020.
Ook al wordt de kwijtschelding van de huur gekoppeld aan bepaalde voorwaarden (bv. de huurder moet zich verbinden om de overeenkomst niet op te zeggen vóór het einde van de looptijd), dan nog moet enkel de effectief betaalde huur worden geboekt. De voorwaardelijkheid van de kwijtschelding moet je dan wel verantwoorden in de toelichting van de jaarrekening.

Ten slotte merkt de Commissie op dat je die redenering ook kunt doortrekken bij een tijdelijke niet-betaling van leasevergoedingen. Ook hier moeten dan tijdelijk geen kosten of opbrengsten worden uitgedrukt. Bij financiële leasing, waarbij de einddatum van de schuld verder in de tijd wordt geschoven en de interest verschuldigd blijft, moet dan wel een herclassificatie van de schulden op korte termijn gebeuren. Ook de leasinggever zal dat moeten doen voor wat betreft de vorderingen.

…en fiscaal zonder gevolg.

Eerder bevestigde de minister van Financiën dat een belastingplichtige die een winkel of een restaurant verhuurt, en tijdelijk afspreekt met de huurder om slechts een deel van de huur of geen huur te innen als gevolg van de verplichte sluiting naar aanleiding van de COVID-19-pandemie, geen fiscale gevolgen zal ondervinden. Het verstrekte voordeel (de verlaging of kwijtschelding van de huur) zal in principe niet als een abnormaal of goedgunstig voordeel worden beschouwd dat moet worden toegevoegd aan de winst van de verhuurder.